2019-02-10 Wijkertunnel en de microscopische schuifladder.

Zie alle foto’s van deze duik.

Je moet wel gek zijn om de regen en het koude weer te trotseren om in vrijwel nul zicht te duiken op je vrije zondagochtend. Daarom wil ik Koos even speciaal bedanken dat hij zijn ochtend heeft opgeofferd.

Koos bedankt!

Monsters verzamelen.

Vandaag kon Bert naar hier komen en Koos had ondanks het slechte weer wel weer zin in een duik. Het weer is druilerig en troosteloos. Koos heeft heel slim een stuk zeildoek op de drassige grond gelegd om zich schoon om te kunnen kleden. Geen gek idee trouwens. We hijsen ons in ons droogpak. Bert trekt ook zijn regenkleding aan en haalt een lange stok met een zeef eraan gemonteerd tevoorschijn.
We hadden Bert nog wat tegoed als het gaat om een platte oester, maar ook
kokkels zijn interessant en ook eventueel het exotische schijnwadslakje.
Vooral die laatste vind Bert zeer interessant, maar ja hoe vind je nu zo’n klein schepseltje van slecht enkele millimeters groot?

We gaan het gewoon proberen en zien wel wat we tegenkomen. Op 11 november 2018 was het zicht best goed, maar eens kijken hoe het nu is. Het is wel even een uitdaging om hier te water te gaan. De stenen hier zijn glad en ongeordend. Koos laat daardoor gracieus en ongewild de zwaartekracht het van hem overnemen. Gelukkig heeft hij zich niet bezeert en zijn pak is ook niet beschadigd geraakt.
Eenmaal in het water blijkt het zicht hier prut te zijn. Nou ja we moeten toch op het kleine letten. Gewapend met lampen en lege monsterpotten zoeken we onze weg naar beneden. Al vrij snel is Koos mij kwijt en ik ben Koos kwijt. Even naar de oppervlakte. Ah daar zijn we weer!

We struinen de bodem af naar tweekleppigen en slakken. Afgezien van een paar kleine grondeltjes helemaal niks zwemmends te zien. We schrapen met monsterpottenwat bodem af in de hoop dat daar wat in zit.
Af en toe voel je een lichte stroming als er een schip voorbij vaart, maar ik hoor geen geluid van scheepsschroeven. Via de kuil van 7 meter stijgen we langs de slibbodem weer naar een meter of vier diepte waar de damwand opdoemt. Daar halen we wat kleine oesters van af. Ik pluk ook wat rondere oesters van af in de hoop dat het platte oesters zijn. Ze zitten op een meter of vier diep.
Daarna zwemmen we via de kuil weer terug richting de instap. Een takvormig aangroeisel op een emmer neem ik mee, maar het haakt aan mijn want. Daardoor wil ie niet zonder slag of stoot in het potje. Uiteindelijk lukt het en er blijkt later iets bijzonders op te zitten. Het zijn een soort klokdiertjes die zich ook intrekken.

Bert is blij met de vangst aan potjes en in het potje met de takjes zit een klein slakje, maar of het het schijnwadslakje is, is de vraag.

Wad-Schijnwadslak of Jenkins horentje of misschien wel wat anders?

Het is koud en guur en af en toe regent het nog. Evengoed ga ik “Pietje plankton” spelen, want wat nu wel duidelijk is, is dat bij een ongewilde slok water, je best veel proteïnen (buitenaards uitziende wezens) binnen krijgt.
Op één na heb ik geen idee wat het is.

Het meest bizarre wat ik tot nu toe ooit gezien heb onder de microscoop is een soort kiezelwier, wat zich als een schuifladder gedraagt. Het is in uitgestrekte toestand maar even in rust, waarna het zich intrekt en weer uitstrekt tot de volgende rust. Ik heb er een raar en misschien irritant muziekje onder gezet, maar ik vond het wel passen.

Hoe meer ik zie, hoe meer vragen er komen. Ik hoorde van Bert dat hij 35 slakjes heeft gevonden in de monsters.
Resultaten volgen nog.