2020-07-12 Koloniegrootte meten.

WeerLicht bewolkt met zon
DuikersManuel, Jeroen en Axel
DoelBlauwalgkoloniën meten.
Duur80 minuten
Temp lucht18
Temp water oppervlak19,6
Temp water minimum 8
FaunaPaling
FloraFonteinkruiden en resten darmwier
PlanktonOnder andere Microcystis, Dolichospermum, Zoothamnium, Ceratium,
Spronglaag5-6 mtr en 7-8 mtr
Gemeten op diepte (mtr)Secchi zicht horizontaal (mtr)Temp (C)Secchi zicht verticaal (mtr)
019,62,9
32,019
62,016,5
92,78,5
Zichtmetingen

Diepte in mtrFosfaat Mg/LEC mS/cmPH
141,599647,26
50,349688,76
0,4 oever1,468968,81
0,4 openwater0,579728,89
CHEMISCHE WAARDEN (Metingen 0,4 mtr Oever uitgevoerd door Onderwaterfauna.nl)

Waterpeil: -5,64 NAP
13 cm gezakt sinds 28-06-2020

Wat is blauwalg?
Blauwalg is een verzamelnaam voor een (cyano)bacterie en er zijn vele soorten. Diegene die in de Bosplas voorkomen zijn groenig van kleur en dat komt door chlorofyl (bladgroen). Ze doen net als planten aan fotosynthese. Sommige soorten blauwalg kunnen gifstoffen produceren onder bepaalde omstandigheden, echter is dat nog niet duidelijk. Als ze afsterven kunnen ze stinkende drijflagen vormen en kunnen ze uiteindelijk een felle cyaanblauwe kleur krijgen. Er zijn ook soorten die roze van kleur kunnen zijn zoals laatst in Geestmerambacht. Daar kleurde een plas roze. Dat was een andere blauwalgsoort Planktothrix rubescens.
De Bosplas wordt meestal geplaagd door verschillende soorten Microcystis en Dolichospermum.
Microcystis zijn groepeerde cellen en vormen een kolonie gevat in een omhulsel van slijm. Die koloniën kunnen ook weer samen gaan plakken tot grote vlokken. Er zijn daarnaast ook verschillende soorten Dolichospermum. Ook bekend als Anabaena. Dat zijn kettingvormige strengen die onder andere recht, gekruld of spiraalvormig kunnen zijn. Ook deze kunnen samenklonteren tot grotere koloniën.


Hangt een blauwalg de hele dag een beetje rond?
Het klinkt misschien vreemd, maar sommige blauwalgsoorten zitten echt niet de hele dag stil in een stilstaande plas als de Bosplas. Ze zweven vrijwel roerloos (zo lijkt het) in de waterkolom in de vorm van lichtgroene tot crêmekleurige vlokjes. Dat is momenteel in de Bosplas wel te zien.

Ze kunnen echter bewegen van boven naar beneden en vice versa. Ze noemen dat verticale migratie. Er is een soort die daar heel goed in is en dat is Microcystis. Eigenlijk zijn het mini duikbootjes die op en neer kunnen bewegen en dat doen ze omdat ze zowel zonlicht als voedingsstoffen nodig zouden kunnen hebben.
In de lagere regionen van de waterkolom kunnen voedingsstoffen zitten en het meeste zonlicht bevindt zich natuurlijk in de hogere regionen van de waterkolom, maar hoe gaan ze dan op en neer? Er is onderzoek gedaan naar het gedrag van Microcystis aeruginosa. Het bevat onder andere gasgevulde cellen (vesicles).
Er zijn verschillende theorieën hoe een Microcystis kolonie verticaal op en neer gaat. In 1997 is er door een onderzoeksteam geleid door Dr. P. Visser, waarbij het “koolhydraat mechanisme” is gehanteerd.

Het komt hierop neer: Een kolonie Microcystis vormt in de ondieptes koolhydraten door fotosynthese middels zonlicht en produceren zuurstof. Een fijne eigenschap die we allemaal graag zien. Die productie van koolhydraten zorgen dat de kolonie zwaarder wordt en gaat zinken. Eenmaal lager in waterkolom neemt het voedingsstoffen op en verbruikt daarbij de koolhydraten weer, waardoor de kolonie gaat stijgen. Microcystis heeft namelijk gasgevulde cellen (vesicles).
Zo hebben ze een een dag- en nachtritme. waarbij in de vroege ochtend als er theoretisch veel koloniën zich vlak onder de oppervlakte bevinden om weer licht op te vangen en koolhydraten op te slaan, zodat ze in de avond weer dieper zitten.

Is het dan zo simpel?
Er zijn “natuurlijk” talloze factoren die deze verticale migratie kunnen beïnvloeden. Denk onder andere aan weersomstandigheden, stroming, spronglagen, beschikbaarheid voedingsstoffen, kolonie grootte en bedreigingen. Ook een blauwalg kolonie kan door andere bacteriën of schimmels aangetast worden, waardoor ze afsterven. We hebben als mens echter invloed op twee factoren. De aanvoer van voedingsstoffen (nutriënten) zoals fosfaat en stikstof), waar we echter met moeite de bron kunnen beperken of stoppen.
Er is er eentje die we wel snel kunnen sturen en dat is: (tromgeroffel), tada! STROMING.
De Haarlemmermeerse bosplas ligt redelijk beschut en bij storm of een lang aanhoudende krachtige wind uit één richting, kun je stroming waarnemen. Op 16-02-2020 hadden we het geluk als duiker zelfs meegetrokken te worden alsof we een duik in de Oosterschelde meemaakte. Zie onderstaand filmpje.

Toolenburgplas ligt daarin tegen heel open en heeft ook een veel groter oppervlak en volume. Daar heb je dus veel meer natuurlijke stroming door wind.

In 2016 is de oude beluchting (watercirculatie) ontmanteld. Het systeem was verouderd en in zeer slechte staat. Vanaf 2013 heeft het waterschap en gemeente gekeken wat de plas zonder watercirculatie zou doen en sindsdien is de plas 7 jaar lang gewezen op het eigen reinigende vermogen. Alleen in 2015 is er nog een seizoen gemengd, waarbij er veel storingen waren. Dat was ook het enige jaar dat de zoetwaterkwal weer te zien was. Door het definitief stoppen met mengen zijn zoetwaterkwallen verdwenen. Kranswieren zijn uiteindelijk verdwenen alsmede de kleine modderkruiper, maar of er een verband is met het stoppen met mengen, weten we niet.
Is de waterkwaliteit dan zo slecht? Nee het wisselt gewoon heel snel. Laatst zag ik nog een waterjufferlarve. Die heeft schoon water nodig, De bosplas heeft soms ook sieralgen zoals Staurastrum. Bepaalde organismen en dieren zijn zogenaamde bio-indicatoren die een bepaalde waterkwaliteit vertegenwoordigen. Door met het planktonnet monsters te verzamelen kom je erachter dat de samenstelling van algen wekelijks veranderd en dat er soms een overdaad is aan een sieralg Staurastrum of kiezelwieren is en een week later is dat alweer verdwenen.

Bloedzuigers en muggenlarven vind je weer in biologisch verontreinigd water. Dat is in de Bosplas overigens heel lokaal, want op de bodem waar het zachte sediment te vinden is heb je talloze muggenlarven. Dat zijn die pijpjes die uit de bodem steken, terwijl je langs de oevers dus weer sieralgen kunt vinden. Met het nemen van planktonmonsters op vrijwel wekelijkse basis lijkt het erop dat de bosplas een vaste soortenset plankton heeft die in periodiek uitbundig voorkomen.


Water is tot op zekere hoogte zelfreinigend. Het volgende is mijn eigen inzicht en opvatting, maar ik denk dat elke plas een unieke samenstelling heeft van organismen en bacteriën die bepaalde periodieke biologische verontreinigingen kunnen verwerken. Ik zie het een beetje als een unieke darmflora bij mensen. Zodra er een te grote verandering is door een vreemde bacterie of parasiet, kan de darmflora (tijdelijk) ontregeld worden, dan krijg je diarree. Het kan ook permanent ontregeld worden door een amoebe of worm. Ik denk dat het met plassen en meren precies ongeveer ook zo gaat.
In het voorjaar groeien algen snel, wat gevolgd wordt door een enorme toename van watervlooien en roeipootkreeftjes, die zich volvreten aan algen en zich reproduceren. Als de algen opraken, wordt ook de watervlo en roeipootkreeftpopulatie weer kleiner en verdwijnen zelfs compleet uit beeld. Dat is altijd een reactief proces. Het evenwicht veranderd even en daarna komen de verwachte bacteriën en organismen in actie om de balans weer te herstellen. Het water klaart weer op.
Als een biologische verandering zoals een groei van bijvoorbeeld van algen veel te snel en explosief gaat ten opzichte de “reguliere”reactie van bacteriën en organismen, gaat het dus mis. Het hersteld zich uiteindelijk wel weer, maar het kan langer duren.
Een extra aanvoer van voedingsstoffen in de vorm van fosfaat en stikstof stimuleert de groei van blauwalgen en daar komen onze steeds warmer wordende zomers nog eens bij.
Een recept voor een ellendig vieze soep.

Bufferen
Hoe kleiner het watervolume en dus bufferend vermogen om veranderingen op te vangen , hoe sneller veranderingen er op treden. Hoe lastig is het niet om bijvoorbeeld de juiste balans in een aquarium te vinden en constant te houden?
Het vormen van spronglagen (thermoclines) maakt het effectieve volume om biologische verontreinigingen te bufferen in mijn optiek kleiner.
Doe een druppel inkt in een met water gevuld buisje van 10 ml en water kleurt blauw.
Doe een druppel inkt in een met water gevulde liter fles en het water blijft kleurloos.

Mijn conclusie: Het mengen van water zorgt ervoor dat spronglagen worden voorkomen en dat dus het bufferende vermogen groter is. Daarmee vertraag je het proces van bioloische verontreinigen en versnel je het herstel indien een verontreiniging toch heeft plaatsgevonden. Je brengt namelijk zuurstofrijker water naar die regionen waar de afbraak van sediment plaatsvindt. Het afbreken van organisch materiaal verbruikt ook zuurstof en als dat onder een spronglaag gebeurd, dan wordt die laag zuurstofarm tot zuurstofloos.
Pas als de spronglagen in het najaar verdwijnen, komt die zuurstof arme laag weer vrij.

Het belangrijkste is het remmen van de groei van blauwalgen. Hoe zorg je dat deze koloniën zich zo min mogelijk zonlicht+voedingsstoffen kunnen opnemen?
Een mogelijkheid is dus, om die natuurlijke verticale migratie te verstoren door water te circuleren.

Een beetje meten is al iets meer weten.
De grootte van de blauwalg kolonie is mede van invloed is op het drijfvermogen van de kolonie.
Daarom is het van belang om te weten wat de maximale grootte is om te zien hoeveel water er verplaatst moet worden om net genoeg neerwaartse stroming te veroorzaken, zodat ook deze grote koloniën naar beneden worden getrokken.
Het leeuwendeel van de koloniën zijn echter kleiner dan 2 mm. Om een mengsysteem zo energiezuinig mogelijk te maken, is het dus belangrijk om niet teveel, maar ook niet te weinig waterverplaatsing te hebben.

De watermengsystemen van nu, zijn vele malen efficiënter dan het oude systeem dat in de Bosplas lag.
Er wordt door een specialist onderzocht of een watermenginstallatie in de Bosplas succesvol kan worden toegepast en wat daar voor nodig is.
Project Baseline heeft bekeken wat de koloniegrootte nu zo’n beetje is.

Hoe gaan we een kolonie meten dan?
Dat was even een vraag, want als je een kolonie meeneemt kan het soms snel uit elkaar vallen op diepte. Dus ik dacht, we nemen een pipet en een liniaal. We zuigen op diepte een kolonie op en meten het in de pipet op. De optische vergroting door de pipetbuis is minimaal.
Manuel gaat filmen en en schijnt zijn lamp op het pipet. Jeroen gaat de afmeting, temperatuur en diepte noteren. Ik wordt even de vlokkenvanger van de bosplas en meet met de liniaal. We hebben de signalen doorgesproken voor het aantal millimeter en eventueel een halve millimeter. Het is heel fijn dat alles onder water 25% groter lijkt met ons masker op, waardoor het aflezen van de liniaal makkelijker is dan boven water.
Na de zichtmetingen gaan we werken vanaf 9 meter en gaan steeds ondieper en van het Paviljoen richting het Noordoosten parallel aan de kant.
Het is een ontzettende leuke trimoefening trouwens. Om een echt goed beeld te krijgen zouden we heel veel koloniën moeten meten, maar we beperken ons tot de grootste op een diepte die we tegenkomen. Het kan dus heel goed zijn dat we een meter naast ons een nog grotere kolonie hebben gemist.

Manuel had echt ontzettend snel een hele gave video in elkaar gemonteerd.
Ondanks dat ik ook had gefilmd, loop ik die beelden vluchtig door om de situaties terug te kijken, maar een talent voor snel filmpjes monteren heb ik gewoon niet.
Het filmpje van Manuel laat alles zien wat we hebben gedaan en gezien.

We zien dus ook dat er koloniën op de bodem liggen en ook op zoetwatersponzen zitten. Ze lijken wel aan die sponzen vastgezogen. De exemplaren op de bodem worden mogelijk door slibdeeltjes verhinderd weer te stijgen.
Als we uiteindelijk bij de grote stenen uitkomen aan de oppervlakte, dan zien we daar grote vlokken van wel 20 mm die we zowel net onder het oppervlak aantreffen, maar ook drijvend aan de oppervlakte. Dit is trouwens ook de hoek waar drijflagen zich snel vormen trouwens.

Onderstaande resultaten. Dat we een bepaalde maximum grootte tegenkomen wil niet zeggen dat het ook echt de maximale grootte is, want de plas is wat dat betreft heel groot.
Een officiële meting moet nog plaatsvinden in ieder geval.
Het was een bijzondere duik en ik wil Manuel en Jeroen bedanken voor deze waardevolle metingen en hulp!

DiepteTemperatuur CelsiusKolonie max grootte mm
984
8102
7134
6164
5181,5
2196
0,31920
Opp2025

Na de duik neem ik weer een planktonmonster mee en dan blijkt dat als je het potje laat staan, de zwaardere organismen naar de bodem van het potje zakken.
Ceratium is daar eentje van die massaal op de bodem liggen.
Na een dag is het water wat roze van kleur geworden en het het stinkt.
In andere monsters die ik in de weken ervoor nam, wordt de geur minder sterk of geurloos na een paar dagen, maar dit blijft langer stinken.
Het is veel werk voor een hobby, maar het blijft leuk om te doen.

Bedankt Manuel en Jeroen voor jullie waardevolle hulp!